
Natuurlijk kun je de boel op zijn beloop laten op locatie of in de studio, en zien wat eruit komt. Maar zonder de basics heb je geen modeserie of -beeld. Die basics zijn een concept, model, locatie en licht, styling en visagie. Het concept vormt eigenlijk altijd de eerste stap. Dit kan een simpel idee zijn (‘ik wil een serie maken met gekleurd licht’) of meer conceptueel (‘ik wil een modeserie maken die benadrukt hoe ik vind dat wij als samenleving omgaan met onze planeet’). Hoe verschillend ook, allebei kunnen ze een prima basis vormen.
Vervolgens ga je nadenken over (en opschrijven) wat je allemaal zou kunnen doen binnen dit concept. Waar wil je het fotograferen, wat voor een omgeving wil je, wat voor sfeer wil je neerzetten en wat kun je alvast bedenken om te voorkomen dat je in herhaling vervalt of al na twee foto’s niet goed meer weet wat je moet doen. Een moodboard maken kan enorm helpen. Kijk op Instagram en Pinterest wat je inspireert en bij je concept past, en zet alles bij elkaar in een mapje. Daarna kijk je wat echt moet blijven en wat weg moet, en of je uiteindelijk gevarieerd materiaal in je mapje overhebt dat toch met elkaar communiceert. Het moodboard kun je dan lekker in elkaar knutselen in Photoshop bijvoorbeeld. Ook erg handig om je plan uit te leggen aan de rest van je team.
Team
Dan ga je op zoek naar een model dat hierbij past. Het vinden van een model is voor veel mensen een flinke opgave. Probeer net wat verder te kijken dan je directe omgeving. Voor de interactie maakt het een enorm verschil of je iemand persoonlijk kent dan wel amper of niet. Er moet vooral een goede verstandhouding zijn. Jij zorgt voor het idee en het plaatje. Soms kun je simpeler een bepaalde grens aanhouden als je iemand niet kent en daardoor makkelijker kunt zeggen wat je wilt.
Voor een fashionshoot heb je natuurlijk ook fashion nodig. Benader je concept dus niet alleen vanuit fotografisch perspectief, maar ook vanuit de modekant. Je hoeft hier geen modestylist of fashionista voor te zijn. Kijk in je moodboard wat je leuk vindt passen bij je idee. Voor beelden in ‘street style’ gebruik je geen galakleding en andersom. Misschien wil je alle kleding wel wit en nauwsluitend, of pantalons met coltruien… noem maar op! De mogelijkheden zijn onbegrensd. Wat wel belangrijk is, is kledingsets te combineren die bij elkaar passen, maar toch verschillend genoeg zijn om afwisseling te behouden. Binnen dat thema kun je eindeloos variëren. Als je met een stylist wilt werken die de kleding bij elkaar zoekt, houd dit stukje voorbereiding dan beknopt en maak het niet te moeilijk. Werk met steekwoorden en wat voorbeelden. Vind je zoiets daarentegen leuk om zelf te doen, duik er dan lekker diep in. Als laatste komt de visagist. Dit werkt eigenlijk hetzelfde als de styling.
Wat voor veel fotografen moeilijk blijft, is om alle neuzen dezelfde kant op te houden. Iedereen wil zijn creativiteit kwijt kunnen, en dat moet ook mogelijk zijn. Maar het werkt het beste als je als fotograaf mensen begeleidt bij de uitvoering van hun werk. Geef je team een kader en houvast waarbinnen ze kunnen werken. Hiermee voorkom je dat de make-up niet past bij de styling of andersom. Het valt uit de toon als je alles rustig, natuurlijk en sereen wilt houden en de visagist plakt nepwimpers met glitters op de ogen van je model. Voorkom stijlbreuk! Soms moet je hiervoor mensen flink aansturen, maar dit voorkomt veel teleurstelling. Goede fashionfotografen zijn vooral goede regisseurs.
Model
Je kiest je model in eerste instantie uit op de ‘looks’: past zij of hij in jouw concept? Heeft hij/zij de uiterlijke kenmerken die je zoekt? Daarnaast kijk je vooral goed hoe iemand is en hoe die op eerdere foto’s overkomt. Zie je bijvoorbeeld in het portfolio steeds dezelfde poses en blikken? Misschien wijst dit erop dat het model weinig eigen initiatief toont of onzeker is en maar één kant van zichzelf laat zien.
Een model vinden is soms al moeilijk genoeg. Er zijn websites die amateurs met elkaar in aanraking brengen zodat die hun portfolio kunnen opbouwen. Ben je overtuigd genoeg van je eigen werk en wil je een stapje verder dan een amateurmodel of een vriend(in), kijk dan eens naar kleine modellenbureaus. Deze bureaus hebben vaak leuke modellen die hun boek nog moeten opbouwen. Kijk wel eerst goed naar het werk dat al op hun website staat, en of je jezelf daar een beetje aan kunt meten. Een goede tip is: houd het simpel. Modellenbureaus zijn niet op zoek naar fotoshoots met allerlei rare uitspattingen en tierelantijntjes of extreme make-up. Het hoeft niet saai te zijn, maar wél benaderbaar en universeel. Wanneer je contact opneemt met een bureau, laat dan wat van je werk zien. Stuur niet te veel op en voeg een duidelijk moodboard toe.
Camera-instellingen
Hoe je fotografeert, is sterk afhankelijk van locatie en licht. Een paar handige aandachtspunten. Als je wilt dat je model altijd scherp is, houd je sluitertijd dan kort genoeg en schroef zo nodig de iso-waarde op ten koste van wat meer ruis. Ook kun je de autofocus het beste vastzetten op één scherpstelpunt en niet op alle punten. Het kan erg storend zijn als je camera steeds scherpstelt op een jas en niet op het gezicht.
Op locatie
Beslissing gemaakt: je gaat voor een locatieshoot. Net als bij veel andere shoots heb je op sommige plekken toestemming nodig om te fotograferen. Het grote verschil is dat je bij ander werk vaak alleen met je camera en een statiefje arriveert, waardoor je niet zo opvalt. Bij fashionfotografie kom je met een team, dus regel dit van tevoren. Welke locatie je kiest, hangt natuurlijk af van je plan, maar verschillende tips komen meestal van pas. Zorg voor diversiteit: is een locatie gevarieerd genoeg om een aantal verschillende beelden te maken? Het zal je verbazen hoe snel je door de interessante opties heen bent. Het is dus goed om van tevoren te kijken wat een locatie aan mogelijkheden biedt. Denk aan extra attributen: zijn er bijvoorbeeld stoeltjes, krukjes of bankjes aanwezig om je model een keer zittend op de foto te zetten als je dat zou willen, of kan het model alleen maar tegen een muurtje staan? Houd ook rekening met de aanwezige voorzieningen: kun je ergens naar het toilet, is er stroom voor de stijltang van de visagist, en zo niet, hoe los je dit dan op? Doe je bijvoorbeeld eerst even haar en make-up op een andere plek of neem je een aggregaat mee?
Een van de grootste spelbrekers bij een locatieshoot is het weer. Als je op een buitenlocatie fotografeert, houd het weerbericht dan goed in de gaten. Is het koud en regent het die dag? Zorg dan voor een back-uplocatie. Je bent niet alleen en de volgende dag terugkomen met je hele team is meestal geen optie.
Technisch kun je alle kanten op. Probeer eens hard tegenlicht. Stel je camera zo in dat je model één tot anderhalve stop onderbelicht wordt en kaats dan weer licht terug met een reflectiescherm. Je model kan zo bijna loskomen van de omgeving. Een andere optie is om achteraf in Lightroom of Photoshop de schaduwpartijen op te trekken. Hierdoor kun je een dromeriger en sfeerrijker beeld creëren. Fotografeer daarvoor wel altijd in raw.
Bij flitsen op locatie op een zonnige dag zul je zien dat je heel snel tegen een probleem aanloopt. Je sluitertijd moet korter vanwege het vele zonlicht. Dan kom je bijvoorbeeld uit op iso 100, 1/500 seconde en F 9. Je foto ziet er normaal belicht uit, maar je wilt je model een beetje ‘inflitsen’ voor een wat dramatischer effect. Je zet je flitser aan, je fotografeert en je ziet geen verschil… Dit komt niet doordat je flitser te zacht staat. Alle spiegelreflex- en bijna alle systeemcamera’s hebben een kortste flitssynchonisatietijd, meestal tussen 1/125 en 1/250 seconde. Bij kortere tijden werkt de flits niet of niet goed. Middenformaatcamera’s met een centraalsluiter in het objectief hebben hier geen last van. Duurdere spiegelreflex- en systeemcamera’s hebben vaak kortertijdensynchronisatie, zodat je alsnog met een kortere tijd kunt flitsen. Een andere simpele en goedkope oplossing is een ND-filter op je lens. Hiermee kun je het binnenkomende licht een stuk dimmen, zodat je een langere sluitertijd kunt gebruiken. Het flitslicht wordt ook gefilterd, dus je moet je flitser wel hoger zetten.
Wat je meeneemt, hangt af van je plannen. Werk je alleen met daglicht, meng je daglicht en flitslicht of maak je al je licht zelf? Alles kan op locatie maar bedenk goed van tevoren of je naast je fototas ook statieven en lampen moet meenemen of dat alleen een reflectieschermpje genoeg is. Je bent deze dag niet alleen fotograaf maar je moet ook zorgen voor je team. Het zijn soms de simpele dingen die een shoot net even wat fijner maken. Denk bijvoorbeeld aan een handdoek of deken (voor omkleden in de buitenlucht) en aan eten en drinken. Neem ook je moodboard uitgeprint mee als het kan, om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen.
Studio
Besluit je om de studio in te gaan voor je fashionshoot, dan sta je voor een andere uitdaging. Allereerst moet je nog meer je fantasie en diversiteit laten zien. Je hebt immers alleen je model en misschien wat simpele ‘props’ om je serie op te bouwen. Je zult ook je eigen licht moeten maken, tenzij je in een daglichtstudio werkt. Het is verstandig om van tevoren te kijken wat voor soort licht je wilt en hoe je dit denkt te bereiken. Test het eventueel uit als je die mogelijkheid hebt. Veel fotografen hebben moeite met flitsfotografie in de studio. Ze vinden het lastig om de lichtval in te schatten, zelfs met behulp van het zogenaamde instellicht dat de meeste studioflitsers hebben.
Als je weinig ervaring hebt, is het verstandig om met één lamp te werken. Denk bijvoorbeeld aan een flitser met een softbox. Zet die softbox aan de ene zijkant. Aan de andere kant zet je een grote plaat piepschuim om het licht terug te reflecteren. Zo verlaag je het contrast. Als je met maar één lamp werkt, houd je meer controle. Ook voelt dit natuurlijk aan. Begin dan eens te spelen met de afstand tussen lamp, model en achtergrond. Zo kun je van een witte achtergrond makkelijk een (donker)grijze maken als je de afstand tussen lichtbron en achtergrond vergroot. Je model houd je daarbij op dezelfde afstand van je lichtbron, zodat het licht daar hetzelfde blijft.
In het begin is het fijn om een bepaalde verlichting vaker te gebruiken. Zo raak je er vertrouwd mee en kun je die gaan uitdiepen. Ook blijft het werken met het model je eerste prioriteit. Het stoort als je continu met je lichtopstelling zit te schuiven. Tot slot nog de tip die overal geldt: neem je tijd! Gebruik de tijd terwijl het model in de visagie zit om je licht te testen en te finetunen. Zodra het model klaar is en zich opstelt voor de shoot, maak je eerst wat testopnames zodat je zeker weet dat alles klopt. Is het licht bijvoorbeeld te fel voor de huid? Dit is iets wat je niet ziet zonder model voor je camera. Hak daarna de knoop door en ga fotograferen.
De verlichtingsmogelijkheden in de studio zijn eindeloos, net als buiten. Als je gaat flitsen, heb je in de studio een aantal voordelen. Je sluitertijd doet er niet meer toe, omdat de duur van de flits bepalend is. Idealiter wil je je camera zo instellen dat een foto zonder flits helemaal zwart is. Zet dan de flitser weer aan en voer het vermogen stapsgewijs op tot je het licht hebt dat je wilt. Een instelling van iso 100, 1/160 seconde en F 11 is heel normaal binnen de muren van de studio. Het zorgt voor een knisperend scherp effect dat je met zacht daglicht niet krijgt.
Gekleurd licht
Zodra je die ene lamp onder de knie hebt in de studio, zet dan eens een extra lamp met een kleurfilter aan de schaduwzijde van je model. Deze kleur zal vooral te zien zijn in de schaduw van het hoofdlicht. Een lage dosering geeft een mooi subtiel effect, maar je kunt net zo ver gaan als je wilt en mooi vindt.
Aansturing
De kern van fashionfotografie is misschien wel hoe je je modellen aanstuurt. ‘Blijf jezelf’ is misschien een cliché, maar het werkt wél. Je modellen moeten vertrouwen in je hebben en dat werkt twee kanten op. Geef het model de ruimte en ga dus niet in de buurt staan wanneer zij of hij zich bijvoorbeeld omkleedt. Wees hierin professioneel, ook als amateurfotograaf.
Een van de belangrijkste dingen is duidelijk aangeven wat je wilt van je model. Een goede tip is het model de eerste paar minuten gewoon even zijn of haar gang te laten gaan. Misschien doet hij/zij dingen die heel goed werken waar je zelf niet op was gekomen, en die je ook niet te zien had gekregen als je meteen exact had gezegd wat je wel en niet wilde. Anderzijds kan het model ook weinig laten zien en verveeld lijken. Of het nu meteen lekker gaat of niet, benoem altijd wat goed gaat en bekijk samen even een aantal gemaakte foto’s. Vertel wat je denkt dat beter kan, maar op een opbouwende manier. Je werkt immers samen aan het project. Niets vervelender voor een model dan te horen dat je niet blij bent met wat hij of zij doet. Na zo’n opmerking kun je bijna onmogelijk nog spontaniteit van je model verwachten. Kies je woorden dus zorgvuldig. Aansturen is bijna een vak apart, en je zult vaak moeten oefenen om in iedere situatie met iedereen te kunnen werken.
Experimenteren en nieuwe dingen proberen zijn goede eigenschappen voor een fashionfotograaf. Pas wel op dat je niet doorslaat in steeds opnieuw een bepaald shot overdoen of onophoudelijk doorgaan met één set. Voor de energie en de aandacht van je model en overige teamleden is dat funest.
Een serie opbouwen
Als je klaar bent om te fotograferen en je staat op je set, zul je snel ontdekken dat het erg lastig is om afwisseling te houden in een serie. Als je bijvoorbeeld acht foto’s hebt gepland en de pose is steeds ongeveer hetzelfde, wordt het een saaie boel. Een goed idee is om iedere keer wat anders te proberen binnen je concept. Bijvoorbeeld: model kijkt in de lens, weg van de lens, ogen dicht, aangesneden op de foto, totaal op de foto, als portret, zittend, staand, liggend, in horizontaal formaat gefotografeerd, verschillende emotionele uitingen en ga zo maar door. Dan zou je in de postproductie nog kunnen spelen met zwart-wit mengen met kleur, en misschien zelfs met de opmaak in Photoshop of InDesign. Zo kun je experimenteren met een volle pagina en daarnaast een wit kader om een foto, dat vaak erg rustgevend werkt. Kijk ook naar het geheel. Doorgaans werken een totaalbeeld en een halftotaal naast elkaar goed, maar twee ongeveer dezelfde staande posities zij aan zij een stuk minder. Kijk goed naar de opbouw van je serie en wat eruit rolt als je eens op kleding of gelaatsuitdrukking sorteert.
Postproductie
De selectie is gemaakt en je bent klaar voor de volgende stap: de beeldbewerking. Opnieuw luidt de leidende vraag: wat hoort bij het concept? Een paar dingen gaan bijna altijd op voor een fashionshoot. Allereerst kun je kijken of er storende dingen in beeld zijn die je niet weg kon halen tijdens de shoot zelf. Niet alles hoeft steriel te zijn, maar misschien zijn er zaken die afleiden van je model. Bij een verkeersbord op de achtergrond kan het al genoeg zijn om een felle kleur te verwijderen in plaats van het hele bord. Denk ook aan oneffenheden in de huid. Het is deels een kwestie van smaak hoever je hierin wilt gaan, maar probeer eens ‘Dodge & Burn’ (tegenhouden en doordrukken) en ‘Frequency Separation’. Dit laatste is een geweldige techniek, die al jaren wordt gebruikt bij de grote bewerkingsstudio’s, waarmee je de details in de foto scheidt van de kleuren. Op deze manier maak je nooit details in de huid kapot. Het vergt wat oefening, maar het resultaat kan verbluffend zijn. Tot slot kun je nog ‘graden’. Dit omvat de kleureffecten, bijvoorbeeld meer rood in de donkere tinten of alles warmer of kouder maken.
Je serie is helemaal af en het resultaat is naar wens. Wat kun je er nu mee? Het is erg lastig om te publiceren in de ‘papieren bladen’. Je serie moet dan precies bij zo’n blad passen en van hoog niveau zijn, niet alleen qua fotografie maar vooral ook qua styling. Maar er zijn tegenwoordig heel veel onlinemagazines waar je terechtkunt. Een rondje op Google levert zo tientallen resultaten op. Kijk naar hun content en hoe je je werk kunt insturen.
Editorial
Het begrip ‘editorial’ is breed, maar voor fashionfotografen betreft het de modeseries in bladen. Het verschil met commercieel werk voor klanten is dat bij een editorial niets verkocht hoeft te worden. Het gaat meer om creativiteit en een verhaal vertellen. Vaak telt een editorial ongeveer 8 tot 12 pagina’s en hebben alle foto’s raakvlakken met elkaar. Zo’n serie schieten kost doorgaans een hele dag en in sommige gevallen zelfs langer.