
Als je in de eigen tuin aan de slag gaat, heb je daar om te beginnen wel wat struiken en planten voor nodig. Dus geen volledig betegelde tuin. Heb je ook nog een vijver? Dan komt fotografie van kikkers en padden binnen je mogelijkheden, en van juffers en libellen. Een paar vierkante meter met wat planten is al voldoende voor deze vorm van fotografie. Gewapend met camera en lens ga je op ontdekkingstocht. Heb je eenmaal één insect gevonden, dan volgen er vanzelf meer. De kunst is vervolgens om er een aansprekende foto van te maken. Gelukkig werken de modellen mee, want enige uiterlijke overeenkomsten met wezens uit sciencefictionfilms valt ze niet te ontzeggen.
Insecten
Eigenlijk leven we op een insectenplaneet. Wist je dat er per persoon zo’n 250 miljoen insecten leven? Een bijzondere wereld van dieren met een onvoorstelbare variatie in vormen, kleuren en levenswijze. Van de 0,15 mm kleine sluipwesp tot de in de tropen levende wandelende tak van 40 cm lang. Ongeveer een miljoen soorten zijn er beschreven en mogelijk zijn er nog enkele miljoenen soorten nog niet ontdekt. De kreet dat elke foto al een keer gemaakt is, gaat bij insecten dus niet op.
In een tuin met wat planten komen al snel veel verschillende insecten voor. Neem er vooral de tijd voor. Benader ze behoedzaam en bekijk ze vanuit allerlei posities. In de macrowereld kan een paar centimeter naar links of rechts al een totaal andere achtergrond opleveren. Prima moment om insecten te fotograferen is de vroege ochtend als ze nog niet zijn opgewarmd. Dan blijven ze rustig zitten en heb je genoeg mogelijkheden om dichtbij te komen. Zodra de zon ze heeft opgewarmd, worden ze veel actiever en wordt het fotograferen lastiger. Tegen de avond, als de temperatuur daalt, wordt het weer wat makkelijker, omdat de insecten dan weer rustiger worden.
Planten
Het leuke van plantenfotografie in je tuin is dat je zelf met de juiste aanplanting voor een leuke variatie kunt zorgen en al vroeg in het jaar met de fotografie kunt beginnen. Met de aanplanting van stinsenplanten kun je zelfs al in maart aan de slag. Stinsenflora zijn de kleurige verrassingen in het vroege voorjaar. De vroeg bloeiende knollen en bollen zijn eeuwen geleden naar Nederland gebracht om hier in tuinen van buitenverblijven te worden aangeplant. Van daaruit zijn ze verwilderd en verspreid over de verschillende landgoederen. In Nederland en België komen ongeveer dertig verschillende soorten stinsenplanten voor. De eerste planten die verschijnen, zijn de winterakoniet en het sneeuwklokje. Andere soorten zijn het lelietje-van-dalen, de boerenkrokus en de wilde hyacint. Het woord stinsenplant is afgeleid van het Friese stins, een term voor een middeleeuws stenen huis. Stinsenplanten zijn over het algemeen zeer fotogeniek.
Padden en kikkers
De gewone pad kun je gemakkelijk in je eigen tuin aantreffen. Deze is vooral in de schemer actief en tijdens een regenbui lijkt het wel of ze van alle kanten tevoorschijn komen. De gewone pad is mooi van lelijkheid, een dankbaar onderwerp. Heb je weleens de ogen van een pad van dichtbij bekeken? Prachtig! De traag bewegende padden laten zich gemakkelijk van dichtbij fotograferen, anders dan kikkers die vaak in het water wegduiken. Voor kikkerfotografie heb je in je eigen tuin een vijver nodig, behalve voor de bruine kikker die ook op het land leeft. De groene kikker is een echte waterbewoner. Eigenlijk zijn er drie soorten groene kikkers in de Benelux: de meerkikker, de poelkikker en een hybride van deze twee: de bastaardkikker. Voor fotografie van deze kikker zijn er, naast de aanwezigheid van een vijver, drie dingen van belang: een macro-objectief van 90/100 mm of langer, een hoekzoeker en een rijstzak. De mooiste beelden van kikkers ontstaan namelijk op ooghoogte en hiervoor moet je aan de rand van de vijver gaan liggen met de camera op een rijstzak voor stabiliteit. Als de kikkers nog niet aan je gewend zijn, zullen ze in eerste instantie onderduiken, maar weldra ook weer bovenkomen. Kwestie van niet bewegen en ze komen vanzelf weer dichterbij, binnen opnameafstand. Ligt de vijver niet in een beschutte hoek van de tuin, dan kun je het beste wachten op een windstille dag. Dan kun je namelijk ook de mooie weerspiegeling van de kikker in het wateroppervlak fotograferen.
Objectieven en accessoires
Voor macrofotografie bestaan verschillende objectieven en accessoires. We lopen ze voor je langs.
Voorzetlenzen
De goedkoopste manier om macrofoto’s te maken is met een dioptrie-voorzetlens. Dit is feitelijk een soort brillenglas, verkrijgbaar in verschillende sterktes, van +1
tot +10. Deze voorzetlens kun je simpel op de lens van de camera schroeven. Hij verkort dan de minimale afstand tot je onderwerp waarop je nog kunt scherpstellen (de instelafstand). Hoe lager deze waarde, des te dichterbij je kunt fotograferen en des te groter het onderwerp in beeld komt.
Het voordeel is de lage prijs, voor tien euro heb je er al een. Bovendien heb je met een voorzetlens geen lichtverlies. Een nadeel is dat de scherpte terugloopt. Je kunt beter niet met open of groot diafragma werken en voor een aardig resultaat moet je een aantal stops diafragmeren.
Voorzetlenzen zijn er in verschillende kwaliteiten. Een standaardvoorzetlens bestaat uit één bolle lens. Voor meer kwaliteit is een achromatische voorzetlens aan te bevelen. Deze bestaat uit twee lenselementen die elkaars afwijkingen corrigeren. Bepaalde ongewenste eigenschappen zoals chromatische aberratie (kleurschifting en paarse randjes) worden daarmee verminderd.
Tussenringen
Een andere manier om de minimale instelafstand te verkorten, is met één of meer tussenringen. Die plaats je tussen camera en objectief. Dat kan een enkele ring zijn, maar er zijn ook setjes van drie te koop in verschillende diktes. Er bestaan ringen waarbij de automatische belichting en AF-functie van de camera blijft werken. Je kunt tussenringen combineren met allerlei objectieven, maar het beste resultaat krijg je toch met een macrolens (zie verderop).
De voordelen van de tussenring zijn: hij is relatief goedkoop en je krijgt de kleinste onderwerpen groot in beeld. Een nadeel is het lichtverlies. Met de lens verder weg van de sensor wordt de lichtweg langer. Je verliest licht en de sluitertijd wordt langer. Daarbij is het scherpstelgebied klein. Om een onderwerp iets kleiner of groter af te beelden, moet je algauw ringen wisselen of ze combineren.
Balgapparaat
Een macrobalg werkt hetzelfde als een set tussenringen. Ook die plaats je tussen camera en objectief. Het verschil is de grotere uittrek, waardoor je nog nog kleinere objecten beeldvullend kunt fotograferen. Het balgapparaat heeft vaak een eigen instelslede. Daarmee kun je de camera heen en weer schuiven voor fijnafstelling van de scherpstelling. Door de eigen statiefgondel is de combinatie van camera, lens en balgapparaat beter uitgebalanceerd. Je hebt minder trillingsonscherpte. Een ander pluspunt is de in- en uitschuifbare balg, waardoor je sneller onderwerpen kleiner of groter in beeld kunt nemen.
Macro-objectieven
De beste resultaten voor scherpte, kleur en contrast bereik je met een macro-objectief. Helaas is dat gelijk ook het duurst in aanschaf. Een macrolens is speciaal geconstrueerd en optisch aangepast voor het bereik dichtbij. Het mooie ervan is dat het instelbereik loopt van oneindig tot dichtbij met een vergrotingsfactor van 1:1 of meer.
Macro-objectieven zijn er in allerlei brandpunten, vanaf 50 tot 200 mm. Het voordeligste objectief is de 50 mm en zo’n lens is al prima geschikt voor bijvoorbeeld plantenfotografie. Het nadeel van 50 mm is dat je wel heel dicht op het onderwerp moet kruipen en daardoor is dit type minder geschikt om schrikachtige dieren als insecten, reptielen of amfibieën te fotograferen.
Voor een bredere toepassing liggen objectieven rond 100 mm meer voor de hand.
Hierbij is de afstand van camera tot onderwerp groter. Ook is de onscherpte in voor- en achtergrond mooier en rustiger. Dit komt het totale beeld ten goede. Bovendien zijn de brandpunten nog redelijk compact, licht en handzaam.
De laatste groep objectieven in het macrogebied zijn de langere brandpunten zo rond de 200 mm. Voordeel hiervan is de grotere afstand tot je onderwerp, dat minder snel wegvlucht. Door de geringe scherptediepte kun je het hoofdonderwerp scherp laten uitkomen tegen een heel rustige achtergrond. Hierdoor krijgt het onderwerp meer zeggingskracht. Bovendien hebben de meeste objectieven van dit type een eigen statiefgondel, zodat de camera beter in balans is. Nadelen zijn de hogere prijs en het formaat en gewicht.
Flitsen
Een flitser kun je bij macrofotografie op twee manieren inzetten: als invulflits en als hoofdlichtbron. De invulflits gebruik je om donkere partijen en schaduwen in te vullen met flitslicht. Daarmee verklein je het lichtcontrast. Het beeld oogt prettiger en er worden meer details in de schaduw zichtbaar. Hiervoor kun je zowel een ingebouwde als een externe flitser gebruiken. Belangrijk bij deze techniek is een camera-instelling die het daglicht mee meet bij de belichting. Het flitslicht is dan puur bedoeld om wat donkere delen op te helderen. Met de camera op de functie slowflash of rearflash maak je het daglicht bepalend voor de belichting. Om het flitslicht niet te laten overheersen, is een flitscorrectie van -1 tot -2 stops voldoende. Hiermee creëer je een mooi uitgebalanceerd verlicht beeld.
De flitser als hoofdlichtbron heeft het voordeel dat je niet meer afhankelijk bent van de intensiteit van het daglicht. Bovendien voorkom je door de korte flitstijd bewegingsonscherpte. Nadeel is dat het vrij harde flitslicht ongewenste schaduwen oplevert. Bij sommige insecten of planten kunnen vervelende glimplekken ontstaan. Om flitslicht te verzachten, zijn er allerlei diffusors te koop, van ballonnetjes tot softboxen. Deze worden altijd op de flitskop bevestigd. Sommige softboxen zijn vrij lomp en maken de camera topzwaar en minder goed te hanteren. Bij een korte werkafstand tot het onderwerp kan het gebeuren dat de flitser deels of helemaal over het onderwerp heen flitst. In dat geval kun je de flitser los van de camera halen en bijvoorbeeld via een ttl-flitskabel verbinden. Soms zit je zo dicht met het objectief op je onderwerp dat flitsen onmogelijk is. Dat kun je oplossen met een ringflitser. Deze is speciaal voor macro ontworpen. De flitser bestaat uit een ronde ring die op de voorkant van het objectief wordt bevestigd. In de ring zitten diverse flitsbuisjes die bij bepaalde ringflitsers zoals de Canon Macro Ring Lite MR-14X ook afzonderlijk uitgeschakeld kunnen worden om schaduw (en dus diepte) te creëren. Als je ze allemaal laat flitsen, ontstaat er een schaduwloze uitlichting.
Statief
Moeilijk aan macro is dat je al snel onscherpte krijgt bij de geringste beweging van de camera. Net als bij een zware telelens heb je daar meer last van dan bij een standaardzoom. In het macrogebied wordt door de kleine oppervlakte die je fotografeert elke minimale beweging versterkt doorgegeven. Je kunt dit oplossen met een flitser of met een statief. Zolang het onderwerp zelf niet beweegt, kun je zelfs met zeer langzame sluitertijden haarscherpe opnamen maken. Omdat veel macro-onderwerpen zich laag op de grond bevinden, is niet elk statief geschikt. Veel statieven hebben namelijk een minimale hoogte van rond de 50 cm en dat is voor veel onderwerpen nog veel te hoog. Bij een aantal statieven kunnen de poten in liggende stand, waardoor je meteen een stuk lager komt.
Een ander aspect waar je zelfs met statief op moet letten, is de trillingsonscherpte. Die ontstaat soms bij het indrukken van de ontspanknop, vooral bij sluitertijden lager dan 1/60. Met een draadontspanner of afstandsbediening verhelp je dit. Heb je die nog niet in de fototas, dan is bij plantenfotografie ook de zelfontspanner prima te gebruiken. Bij veel camera’s is de looptijd in te stellen. Een looptijd van twee seconde is al voldoende om de trilling door de ontspanknop kwijt te raken. Uiteraard werkt dit alleen bij planten en niet bij insecten, omdat die na twee seconden allang uit beeld verdwenen zijn.
Witte achtergrond
Een aantal jaar geleden kwam ik ze voor het eerst tegen: de foto’s die ‘Wild Wonders of Europe’-collega Niall Benvie heeft gemaakt voor een project in Oostenrijk. Zijn foto’s van dieren en planten tegen een witte achtergrond vormen krachtige beelden die je bijblijven. De techniek is niet nieuw. De beroemde fotograaf Richard Avedon benutte bij zijn portretten van mensen al de visuele impact van zuiver wit. Het beeld van een pure witte achtergrond isoleert het onderwerp van zijn omgeving, laat duidelijker vormen en details zien en werkt visueel zeer sterk. Een gegeven waar ook de reclamewereld vaak gebruik van gemaakt. Het idee om dit soort beelden met beperkte hulpmiddelen in de vrije natuur te kunnen maken, sprak me zeer aan.
Ik gebruik hiervoor een eenvoudige techniek. Een wit karton doet dienst als achtergrond. Een witte paraplu gebruik ik om zowel het karton als in dit geval de plant in de schaduw te zetten. Een ingebouwde flitser zorgt voor wat extra kleur en contrast in het onderwerp. Een wat geavanceerdere techniek, die ook Niall Benvie toepast, is die met twee flitsers en een witte achtergrond van opaal acrylaat. Een flitser komt hierbij op of naast de camera en verlicht het onderwerp van voren. De acrylaat achtergrond komt achter het onderwerp waarachter dan de tweede flitser wordt geplaatst. Deze techniek zorgt voor een prachtige transparantie bij onderwerpen als planten en insecten.
Om de flitsers aan te sturen, gebruik ik radio triggers van het merk Pocketwizard. In tegenstelling tot de infraroodsystemen van de cameramerken is het hierbij niet nodig dat zender en ontvanger elkaar kunnen ‘zien’. Ook kan fel zonlicht bij gebruik van radio triggers de boel niet meer in de war sturen. Via de hoofdflitser kun je bij beide flitsers de noodzakelijke correctie invoeren, wat meestal uitkomt op een +2 stop aanpassing op het flitslicht.
Slot
Het grootste voordeel van in je eigen tuin fotograferen, is wel de tijd die je daarin kunt stoppen. Op reis heb je vaak maar één kans om een natuuronderwerp te fotograferen. Vanwege de factor tijd kun je je onderwerpen beter leren kennen of bepaalde technieken of werkwijzen verder uitdiepen. Dit zijn allemaal zaken waardoor je op ten duur aansprekender beeld zult maken. Ook interessante weersinvloeden als dauw in een spinnenweb of op een bloem kun je goed uitbuiten. Zelfs een relatief kleine tuin biedt voor jaren aan macrofotografieplezier op de vierkante meter en je zult verbaasd zijn hoeveel verschillende insecten op zo’n kleine oppervlakte leven.