2 mei 2020, 10:08
Low-key foto’s zijn vaak prachtig om te zien door de sterke focus op het onderwerp en de dramatische belichting. Een donker beeld met nét de goede elementen belicht zorgt ervoor dat je twee keer kijkt. Het is dan ook logisch dat veel fotografen dit soort beelden willen maken. Het lijkt ingewikkeld, maar in feite is het maken van een ‘low-key’ foto helemaal niet zo moeilijk. We leggen uit hoe je dit gemakkelijk doet.
Aan de basis van een ‘low-key’ foto ligt een donkere omgeving en een lichtbron die samen gebruikt worden om tot het optimale beeld te komen. Dat kan een natuurlijke lichtbron zijn, maar het kan net zo goed een lamp of een flitser zijn. Er zijn verschillende manieren om een ‘low-key’ beeld te maken. Verschillende aspecten zijn van belang:
Allereerst de achtergrond: die is natuurlijk zeer belangrijk. Omdat we een donkere achtergrond willen is het aan te raden ook een zo donker mogelijke plek te gebruiken. Als het niet diepzwart is, maakt dat niet zoveel uit. Door je camera goed in te stellen kun je de omgeving nog donkerder maken en de elementen die daar misschien te zien zijn helemaal weg laten vallen. Werken in een studio kan ook, bijvoorbeeld met een zwarte achtergrond. Zoek dus in ieder geval naar een achtergrond die donker en enigszins egaal is. Dat kan je zolderkamer zijn, je toilet, je schuurtje, je garage of je studio.
Als tweede belangrijke aspect is er het licht. Voor een ‘low-key’ foto heb je uiteraard ook licht nodig. Het liefst een beperkte maar sterke lichtbron. Net zoals bij de achtergrond en omgeving is het ook bij de belichting zo dat je veel ruimte hebt om te improviseren. Een lichtstraal door je dakraam is prima, maar ook het invallend licht door het vieze raampje van je schuur kan prachtig werken. Een lamp waarvan je de lichtstraal mooi kunt richten werkt vaak ook. Kortom: met een sterke en gebundelde lichtbron kom je een heel eind. Eventueel kun je het licht sturen met een reflectiescherm of andere eenvoudige hulpmiddelen.
Nu komen die twee elementen – achtergrond en licht – samen met je onderwerp. De plaatsing van je onderwerp is erg belangrijk, omdat de lichtbron vaak niet groot is en de foto dus mislukt als je onderwerp te ver naar voren of naar achteren is geplaatst. Experimenteer en zoek naar precies de juiste plek. Een belangrijke regel: zorg dat de lichtbron je achtergrond (of elementen in je achtergrond) niet raakt. Zoek naar een interessant beeld. Silhouet-werking is bijvoorbeeld altijd fraai.
Gebruik bij voorkeur een lage iso-waarde, een groot tot normaal geopend diafragma (bijvoorbeeld f/1.2 tot f/4) om de achtergrond onscherp te maken en zorg dat je camera het licht meet op precies de goede plek (op je onderwerp, meer precies op de plek waar de lichtbron je onderwerp raakt). Nu is het spelen met de sluitertijd om te komen tot een goed belicht beeld waarin je genoeg van je onderwerp ziet, maar de achtergrond mooi donker is. Eventueel kun je die achtergrond in de nabewerking nog extra donker maken.