
Het is essentieel om bij portretfotografie de techniek onder de knie hebben. Niets zo irritant voor een model als wachten terwijl een fotograaf zit te stoeien met zijn instellingen. Vertrouw op je instellingen en richt je aandacht dan op je model en waar het uiteindelijk om draait: de blik van de geportretteerde.
Instellingen
We beginnen met het doornemen van de basisinstellingen. Het belangrijkste bij portretfotografie is je diafragma. Met een groot diafragma (kleine waarde, zo tussen F 2,8 en F 4) wordt de achtergrond vaag en komt je model mooi vrij van de achtergrond. Hierdoor stuur je het oog van de kijker naar wat echt belangrijk in de foto is: de persoon. Met een groot diafragma krijg je veel licht binnen en kun je de iso-waarde laag houden. Bij genoeg licht heb je een korte sluitertijd en dus geen last van bewegingsonscherpte. Wordt de sluitertijd te lang, dan kun je altijd flitsen. Daarover later meer. Wie liever met natuurlijk licht wil werken, schroeft z’n iso iets op. Pas op met te hoge waardes vanwege hinderlijke ruis. Vanaf 50 mm kun je prima portretten maken, al is een 80 mm meestal net iets fijner. Zo kun je wat meer afstand houden, wat vaak prettig is voor bijvoorbeeld een onervaren model. Teveel inzoomen (150-300 mm) kan ook weer averechts werken, dat druk het hele gezicht in elkaar. Bovendien sta je dan te ver van je model af om een natuurlijke connectie te maken.
Licht
Een goed portret staat of valt met het juiste licht. Gebruik bij voorkeur zacht, diffuus licht. Zo voorkom je harde schaduwen die rimpels benadrukken en van de neus een slagschaduw maken. Zacht licht krijg je door je lichtbron groter of indirecter te maken. Als je met natuurlijk licht werkt is het slim om bijvoorbeeld naast een heel groot raam te werken of tijdens de gouden uren buiten. Als je binnen flitst, is een beproefde methode het licht van de lamp of flitser via een muur of plafond te laten weerkaatsen. Je model wordt dan verlicht door een lichtvlek op de muur die veel groter is dan de lichtbron zelf.
Buiten
Als je buiten gaat fotograferen, heb je de lichtomstandigheden niet in de hand. Zonlicht is minder geschikt. Een diffuus wolkenluchtje flatteert je model meestal meer. Het licht is mooi zacht en accentueert niet alle oneffenheden in het gezicht. De zon gooit harde schaduwen en hoge contrasten over je beeld. Overigens kun je in de zon prima werken, zolang je een paar dingen in de gaten houdt. Zet allereerst je model nooit in de volle zon. De beste zonnige portretten maak je in tegenlicht. Aan de schaduwkant van de zon heb je relatief vlak licht en een mooi haarlichtje van de zon zelf. Probleem is wel vaak dat het gezicht te donker wordt. Dit kun je verhelpen door een reflectiescherm in te zetten. Houd dit scherm naast je camera en het zonlicht reflecteert diffuus terug in het gezicht van je model, dat er daardoor veel lichter en natuurlijker uitziet. Het scherm heft de hoge contrasten in het gezicht op. Beweeg het reflectiescherm een beetje heen en weer en je ziet wanneer hij zijn werk het beste doet. Pas op met een zilveren en gouden reflectiescherm, die geven bij direct zonlicht snel een overdreven, blikkerig effect. Meestal is diffuus wit de beste optie.
Flitsen op locatie
Wil je niet met studiolampen sjouwen op een locatie, maar wel voor wat extra licht zorgen? Je kunt portretten op locatie ook prima belichten met je externe reportageflitser. Om het effect van je reportageflitser goed te zien, kun je het beste de rest van je beeld – het bestaande licht – een beetje onderbelichten. Dit is een simpel trucje dat algauw een professionele look aan je foto geeft. Je doet het in de volgende stappen:
- Zet je camera op Tv (S), sluitertijd 1/60.
- Richt de camera op je onderwerp en kijk welk diafragma de camera kiest en onthoud de waarde (bijvoorbeeld F 8).
- Zet je camera op modus manual (M).
- Stel de sluitertijd opnieuw in op 1/60 en neem de gevonden waarde uit de Tv modus over in de M (bijvoorbeeld 1/60, F 8).
- Zet je flitser aan op TTL, met de flitscorrectie uit (TTL0).
- Maak een foto van je onderwerp, inclusief achtergrond.
- Zoals je ziet, doet de flitser wel iets, maar het effect is niet heel duidelijk, omdat het bestaand licht nog erg aanwezig is.
- Ga nu je bestaand licht onderbelichten door alléén je sluitertijd te veranderen naar 1/200 (1/250 bij Nikon). Het diafragma blijft hetzelfde.
- Je ziet nu dat de flits meer effect heeft, doordat de rest van je beeld onderbelicht is.
Studiolampen
Heb je een studio tot je beschikking of heb je een extra kamer omgetoverd tot thuisstudio, dan heb je heel veel mogelijk heden qua verlichting. In de fotografie kennen we twee klassieke basisverlichtingen: de Rembrandtverlichting en de glamourverlichting. Bij de laatste plaats je het hoofdlicht recht voor het model. Daarmee wordt het gezicht heel vlak uitgelicht, waardoor alle rimpels en oneffenheden nauwelijks meer te zien zijn, vandaar de naam glamour. Vrouwen zijn meestal fan van deze verlichting, vooral als ze wat ouder zijn.
Bij de eerste variant, de Rembrandtverlichting, komt het licht van opzij. Meestal is dat zo’n 45 graden links of rechts van de camera. Door de zijverlichting ontstaat plasticiteit. Neus, ogen en oren krijgen reliëf, waardoor het gezicht er meer driedimensionaal uitziet. Maar ook alle rimpels worden geaccentueerd. Daarom heet dit ook wel de mannenverlichting. Plaats je hoofdlicht dus recht van voren of van opzij, althans, als je een klassieke verlichting wilt. Vooral bij de Rembrandtvariant zul je zien dat er zwarte schaduwen vallen. Die kun je nu verminderen met invullicht. Plaats het invullicht bij de Rembrandtverlichting ongeveer recht boven de camera. Het invullicht moet minder licht geven dan het hoofdlicht. Anders verandert het invullicht in hoofdlicht en andersom, en dat wil je niet. Je ziet nu de schaduwen oplichten. Door te spelen met de intensiteit van het invullicht, kun je de schaduwen donkerder of lichter maken. Je kunt het invullicht ook iets meer naar het hoofdlicht toe plaatsen. Hierdoor ontstaat een zogeheten mee-modellerend invullicht. Het invullicht vermindert nu een deel van de schaduwen. Als laatste kun je er nog een effectlicht bij plaatsen, bijvoorbeeld van achter op de haren. Meestal is dit een harde lamp, die een soort gloed levert. Zet deze lamp qua sterkte ongeveer gelijk aan je hoofdlicht. Je kunt met het effectlicht de aandacht ergens op vestigen of donkere haren laten oplichten tegen een donkere achtergrond.
Studio huren
Niet iedereen heeft toegang tot een permanente studio. Je kunt daarom ook een studio huren voor een paar uur, een dag of week. Voordeel is dat je veel minder kosten hoeft te maken. Vaak is een degelijke lichtset inbegrepen in de huurprijs. Veel fotografen verhuren hun eigen studio, omdat die niet elke dag bezet is. Maar op internet zijn er ook talloze bedrijven te vinden die studioruimte verhuren, van piepklein tot formaatje filmstudio. De prijzen verschillen nogal, dus zoek dit van tevoren goed uit.
Kermis
Let op, maak er geen kermis van. Vooral bij de verlichting hebben sommige fotografen de neiging om door te schieten. Ze zetten dan negen flitsers uit verschillende hoeken neer, terwijl de meeste nauwelijks toegevoegde waarde hebben. Ook bij compositie kan het al snel te ver gaan. Het diafragma op F 1,4 kan heel mooi zijn, maar kan ook het model zo goed als onherkenbaar maken. Dat zal niet echt de bedoeling zijn.
Grijskaart
In een studio heb je genoeg tijd om met een grijskaart te werken voor de belichting en witbalans. Een grijskaart reflecteert 18% grijs, dat overeenkomt met precies middengrijs. En middengrijs is waarop de belichtingsmeter van je camera is ingesteld. Als je een heel donker model hebt, zal de belichtingsmeter hem standaard overbelichten. Maar als je een grijskaart voor het gezicht houdt, zal hij daarop belichten. Wel moet je dan de belichting vastzetten na de meting op de grijskaart.
Je kunt de grijskaart ook gebruiken voor de witbalans. Een van de manieren om die te gebruiken is als volgt: houd de grijskaart voor het gezicht van het model richting camera. Maak een foto. Ga nu – zonder grijskaart – verder met de shoot. In de nabewerking kies je alle bestanden van de shoot inclusief de foto met grijskaart. Ontwikkel ze allemaal tegelijk in Lightroom of Photoshop. Prik op de foto met de grijskaart de witbalans op het grijs. Vervolgens houd je die witbalans (bijvoorbeeld 5100k) aan voor alle beelden uit dezelfde serie met hetzelfde licht. Bij elke verandering van je lichtopstelling of sterkte maak je een nieuwe foto met de grijskaart ter referentie.
Keuzes
Voordat we komen bij die zo belangrijke blik van de geportretteerde, moet elke fotograaf vooraf een paar belangrijke keuzes maken. Zo is de keuze voor het juiste model al het halve werk en kun je veel problemen voorkomen wanneer je een goede locatie kiest. Het belang van de modelkeuze wordt vaak onderschat. Het buurmeisje is een veel gekozen optie, maar niet altijd de juiste. Al is ze nog zo aardig en lief, bij een goed model komt meer kijken. Laat je niet sturen door praktische zaken. Dat het model om de hoek woont of zelf graag wil, hoeft voor jou geen argument te zijn. Belangrijk aan een model is dat hij of zij iets oorspronkelijks heeft. Er moet iets inzitten dat je aanspreekt.
Word je gevraagd of werk je in opdracht, dan heb je geen keus in het model. Kijk dan vooral goed naar de locatie. Ga je in de studio of juist naar buiten? ‘Het model wilde de foto in het park maken, dus dat heb ik maar gedaan.’ Dit is een veelgemaakte beginnersfout. Als regisseur van het beeld bepaal je zelf de locatie. Een foto in het park van een stoere motorrijder kan het hele verhaal onderuit halen. Ga na waar het model het best tot z’n recht komt.
Context
Als je nadenkt over de locatie, buiten of in de studio, denk dan ook aan de context. Dan hebben we het over de situatie waarin je het model plaatst. Dat kan zijn bij iemand thuis, op z’n werk of in de studio.
Je kunt de context zelf in scène zetten door er attributen bij te halen. Realiseer je wel dat attributen iets moeten toevoegen aan de foto. Vaak is het ook prima om geen context te gebruiken, dan is het model alleen genoeg.
Pose
Het belangrijkste deel van het maken van de foto moet nog komen. Niet de techniek of voorbereiding maar de omgang en sturing van je model bepaalt of een foto lukt of niet. Meestal doe je dat door goed uit te leggen wat je aan het doen bent en hoe je foto eruit moet komen te zien. Laat het model verschillende poses uitproberen. Je kunt iemand natuurlijk recht voor de camera plaatsen, maar je krijgt meer dynamiek in de foto door het model bijvoorbeeld om te laten kijken. Let er wel op dat het model een natuurlijke houding aanneemt. Als iemand er ongemakkelijk bij zit, zie je dat onmiddellijk terug in de foto. Maak de pose dus niet te ingewikkeld.
Tot slot zul je de blik van het model moeten sturen. Een portret met een obligate tandpastaglimlach is meestal niet de bedoeling, behalve in de reclamefotografie. Je wilt iets van het karakter van de persoon laten zien. Probeer wat ‘psychologische prikkels’ af te geven. De eenvoudigste is natuurlijk ‘say cheese’. Maar als je iets dieper wilt, kun je zeggen: ‘denk eens aan je eerste vriendje’, ‘of denk eens aan het moment dat je rijexamen gehaald hebt’. Of je laat een stilte vallen, waardoor iemand een beetje ongemakkijk gaat kijken. Als dat de blik is die je wilt tenminste. Onderschat de blik niet. Veel beginnende fotografen slaan dit deel van de regie over en blijven naar technische zaken kijken. Stel eerst je techniek in en focus je daarna geheel op je model. Zo heb je alle aandacht bij de blik en pose.
Nabewerking
Heb je de perfecte blik te pakken? Dan ben je nog niet helemaal klaar. Belangrijk is om de foto nog door de nabewerking te halen. Punten die je zeker nog even wil nalopen in bijvoorbeeld Photoshop:
- In de raw converter ga je allereerst kijken of je het contrast wat kunt verhogen voor extra pit.
- Vervolgens kun je in de raw converter nog een beetje spelen met Lokaal Contrast.
- Als de foto vervolgens in Photoshop is geopend, ga je ‘m eerst eens globaal bekijken. De oneffenheden in de huid pak je aan met Snel retoucheerpenseel.
- De ogen zijn een van de belangrijkste onderdelen van een portret. Die vragen dus wat extra aandacht. Selecteer het hele oog. Nu ga je naar Afbeelding, Aanpassingen, Niveaus om het oog witter te maken. Doe niet te gek. Het ziet er al snel spookhuisachtig uit.
- Bij fashionportretten kun je de huid eventueel wat gladder maken. Dit kun je doen met het filter Vervagen, Gaussiaans vervagen.
- De portretfotograaf gebruikt doordrukken en tegenhouden vooral om accenten te leggen op delen van het gezicht en zo meer diepte te krijgen.
- Een veel gebruikte tool in fashionfoto’s is Filter Uitvloeien. Je kunt iemand dikker, dunner, langer en korter maken, of specifieke ledematen aanpassen.
Let wel op dat je dit alles met mate doet. Een te bewerkt portret kan al je goede techniek en prachtige blik al snel onderuit halen.