door: Bas de Meijer
Iedereen maakt wel eens een foto van zichzelf. Uit ijdeltuiterij, in een creatieve bui of bij gebrek aan model. Met een zelfportret kun je lekker oefenen en experimenteren. Je hoeft immers geen model te regelen of aan te sturen. In deze basiscursus geven we tips voor een goed zelfportret.
Wil je alles leren over portretfotografie zoals belichting en werken in de studio? Bekijk dan onze Cursus Portretfotografie
Lees ook eens wat een portretfoto interessant maakt.
In de schilderkunst komen we ook vaak zelfportretten tegen, omdat het een gemakkelijke manier is om te experimenteren. Met een fotografisch zelfportret is dat niet anders. Je kunt het doen op het moment dat het jou uitkomt, want je hoeft er weinig voor te regelen. Eigenlijk verschilt een zelfportret weinig van een gewone portretfoto. Het grootste verschil is dat je zowel fotograaf als model bent.

Pak de regie
Door die dubbelrol loop je tegen een paar problemen op. Want je moet de camera en het licht regelen én ook nog eens jezelf regisseren. Voor sommige zelfportretten is dat niet zo’n probleem. Als je gewoon wat aan het uitproberen bent, maakt het niet zoveel uit hoe je kijkt. Maar een goed zelfportret vertelt een verhaal. Je vertelt iets over jezelf of speelt iets na als acteur. Naast beheersen van cameratechniek moet je goed weten wat je wilt vertellen en de juiste voorbereidingen treffen. Voor wat inspiratie staan in het kader enkele fotografen die veel zelfportretten maken.
De verschillende manieren
Er zijn verschillende manieren om jezelf op de foto te zetten. Via een spiegel, de camera omgedraaid in de hand of op statief met een zelfontspanner. Elke methode heeft zo zijn voor- en nadelen die we stuk voor stuk gaan bespreken. Voor de kadrering, het licht en de achtergrond gelden dezelfde regels als bij een portret.
Maak een profielfoto
Profielfoto’s voor social media zijn meestal klein, dus moet je het onderwerp duidelijk laten zien. Juist bij social media is een zelfportret erg leuk. Je kunt een uitsnede maken van een foto, maar beter is het om een gerichte foto te maken. Omdat de foto’s zo klein zijn, moet je jezelf close fotograferen. Voor een zakelijke site, zoals LinkedIn, kun je het beste een neutralere foto maken. Je blik is dan rustig. Voor Twitter of Facebook kun je wel een grappige uitdrukking op je gezicht hebben. Bij Facebook kunnen de mensen de foto ook in het groot zien. Zorg wel dat op de kleine foto gelijk duidelijk is wat je wilt laten zien. Over het algemeen werkt een egale achtergrond goed.
Gebruik een spiegel
De eenvoudigste manier om jezelf te fotograferen is via de spiegel. Je gaat ervoor staan en maakt de foto. Je ziet gelijk wat er gebeurt en hoe het licht valt. Dat kan handig zijn. Helaas zie je in de spiegel meestal ook de camera. Soms wil je dat juist, maar allemaal zelfportretten met een camera voor je gezicht wordt algauw saai. Bovendien verschuil je jezelf achter de camera, terwijl een goed zelfportret juist iets laat zien van jezelf. Je kunt de camera uit beeld laten door hem onder een hoek te houden. Nadeel is dat je het kader niet goed ziet en dat je dus een beetje moet gokken. Op deze manier kun je ook nooit een portret recht van voren maken. Van onderaf fotograferen levert zelden een mooi plaatje op.
Draai je camera om
Veel zelfportretten worden gemaakt met een omgedraaide camera. Met een beetje oefenen weet je hoe je de camera moet houden voor een goede hoek. Omdat je armen een beperkte lengte hebben, zul je meestal met vrij korte brandpunten werken. Een brandpuntsafstand van ongeveer 50 mm levert al snel een erg close portret op. Bij echt korte brandpunten moet je ervoor waken dat je armen niet in beeld komen. Door de groothoek worden je armen al snel erg onnatuurlijk lang. Dat kan voor een keer wel grappig zijn, maar je zult het niet altijd willen. Pas ook op dat je de camera niet te dichtbij houdt, want anders gaat je gezicht enorm vertekenen en wordt je neus veel te groot. Als je je armen zo ver mogelijk uitstrekt, is een 50 mm een aardig beginpunt. Door je armen wat naar buiten te steken, houd je ze buiten beeld. Alleen je schouders verraden dat je je armen uitstrekt. Een nadeel van deze methode is dat alleen je bovenkant op de foto komt. Je van top tot teen fotograferen is nauwelijks mogelijk of je moet een enorm vertekend lijf door een extreme groothoek niet erg vinden.
Gebruik een zelfontspanner
Een andere eenvoudige methode is werken met statief en zelfontspanner. Daarbij kun je jezelf wel helemaal in beeld brengen, zonder vertekening. Je bent veel vrijer in je compositie, omdat je je de camera overal kunt neerzetten. Bij de meeste camera’s heb je ongeveer acht tot tien seconden de tijd om op de juiste plek te gaan zitten. Meestal is dat precies genoeg. Ook al tel je netjes met de camera mee, het precieze moment blijft altijd een beetje een gok. Houd daarom het rode lampje in de gaten. Als de camera bijna afdrukt, gaat dat sneller knipperen. Het teken dat je vooral niet meer gaan bewegen.
Gebruik een afstandsbediening
Als je beter wilt timen, kun je in plaats van de zelfontspanner ook een afstandsbediening gebruiken. Dat scheelt veel heen en weer lopen. De afstandsbediening kun je vaak onopvallend in je hand houden. Oudere camera’s werken soms nog met een mechanische draadontspanner. Die heb je ook in balguitvoering die met de voet is te bedienen. Zo kun je de afstandsbediening buiten beeld houden. De afstandsbediening werkt net als de ontspanknop. Halfingedrukt stel je scherp en met verder doordrukken maak je de foto.
Jezelf zien via een spiegel
Het lastigste van een zelfportret is dat je jezelf niet kunt zien, tenzij je een spiegel gebruikt. Je kunt eventueel een spiegel achter de camera zetten, maar dan zie je alles in spiegelbeeld. Dat vergt oefening. Met een spiegel achter de camera zie je ook niet precies wat er op de foto komt, want je kijkt met de spiegel tenslotte niet door de zoeker.
Via de computer
De meeste controle heb je als je de camera via de computer of een tablet aansluit, tethered fotograferen heet dat. In liveview zie je groot op het scherm wat je aan het doen bent. Je hoeft niet meer in spiegelbeeld te denken en je kunt heel nauwkeurig scherpstellen. Via een toets op de camera kun je de opname maken, al dan niet met zelfontspanner. Je moet wel de juiste software hebben. Canon levert die gratis mee, bij Nikon moet je de software kopen. Met Adobe Lightroom 3 en Aperture 3 van Apple kun je een Canon of Nikon camera aansluiten. Tethered fotograferen is extra handig met een laptop, dan ben je flexibel. Helemaal luxe is het als je draadloos kunt werken, maar de meeste programma’s werken met een USB-aansluiting. Dat gaat ook prima, eventueel gebruik je een langere kabel als de camera ver van je computer staat.
Denk na over het licht
Bij een zelfportret kun je zowel met kunst- als met daglicht werken. Daglicht is vaak wat gemakkelijker, omdat het wat minder kritisch is. Als je met flitsers werkt, moet je precies weten hoe je gaat zitten en moet je proefopnames maken. Dat geldt des te meer voor gericht flitslicht, dat nogal nauw luistert. Met een softbox of een paraplu heb je wat meer speelruimte, omdat je met het zachte licht minder lastige schaduwen krijgt in je gezicht. Een studioflitser met instellicht maakt het makkelijker, omdat je van tevoren ziet wat er gebeurt, zeker als je tethered fotografeert. Eventueel kun je met Photoshop het contrast (lokaal) weer wat verhogen.
In deze blog lees je nog meer over het belichten van je portret met natuurlijk licht.
Bij gelijkblijvend licht kun je het beste de belichting manueel instellen. Zo voorkom je dat de belichting verandert als je weer in beeld komt. Het beste kun je met een losse lichtmeter werken en op je gezicht het licht meten. Een makkelijke manier is om eerst met de camera het licht te meten op de plek waar je gaat zitten, met bijvoorbeeld je handpalm als referentie. De gemeten waarde stel je dan handmatig in.

Stel handmatig scherp
Bij een zelfportret is autofocus vaak onhandig, tenzij je via de spiegel fotografeert of de camera omgedraaid houdt. Bij de eerste moet je wel goed mikken en niet vergeten te scherpstelling te vergrendelen als je de compositie verandert. Bij een omgedraaide camera werkt de automatische keuze van het scherpstelveld meestal wel goed. Kies je zelf een veld, dan moet je goed mikken, omdat anders makkelijk op de achtergrond wordt scherp gesteld. Bij automatisch veld focust de camera op het dichtstbijzijnde onderwerp, en meestal is dat je gezicht.
Fotografeer je met zelfontspanner, afstandsbediening of de computer, dan werkt handmatige scherpstelling beter. Leg op de plek waar je gaat zitten iets neer ter referentie. Houd bij een closeup rekening met een beperkte scherptediepte en zorg dat het voorwerp op dezelfde afstand als je ogen staat. Autofocus werkt niet zo handig, omdat je niet goed weet waar de camera gaat scherpstellen. Bij handmatig scherpstellen, kun je tussendoor de scherpstelling even controleren en zonodig bijstellen. Zorg wel dat je steeds op dezelfde afstand van de camera gaat zitten of staan. Je kunt hiervoor wat gaffertape op de grond plakken, zodat je weet waar je voeten moeten staan.
Oefen met je blik
Zoals bij elk portret is de blik belangrijk. Kijk je neutraal in de camera, dan is dat misschien geschikt voor je profiel op LinkedIn, maar wel een tikje saai. Juist omdat niemand je ziet als je jezelf fotografeert, kun je bij een zelfportret lekker gekke bekken trekken. Oefen met emoties, probeer te lachen, te huilen, triest of verliefd te kijken en wees niet bang om te overdrijven. Je zult merken dat je jezelf instructies moet geven om een bepaalde emotie op te roepen. Die kennis kun je later gebruiken om gewone portretten te maken. Als je oefent met emoties, kijk dan niet na elke opname naar het resultaat. Maak een aantal opnames achter elkaar, dat scheelt niet alleen veel heen en weer lopen, je zit dan ook beter in de concentratie.

Gebruik een interessante achtergrond
De stemming breng je niet alleen over met je blik, maar ook met achtergrond, belichting en eventuele attributen. De achtergrond kan veel vertellen over jezelf. Een voor de hand liggende achtergrond als je rock-punker bent is bijvoorbeeld een oude kerkmuur. Zorg er wel voor dat de achtergrond niet te dominant wordt, want anders draait de foto al snel niet meer om jou. Dit bereik je door wat verder van de achtergrond te staan, zodat hij die mooi onscherp wordt. Maak ook gebruik van attributen. Veel fotografen portretteren zichzelf met een camera, maar dat is wat afgezaagd. Bedenk wat je nog meer leuk vindt en breng dat in beeld. Ben je een mountainbiker? Fotografeer jezelf dan eens in het bos met fiets.
Vertel een verhaal
Het is ook goed om verschillende standpunten uit te proberen, een laag standpunt vertelt een ander verhaal dan een hoog standpunt. Houd goed in het achterhoofd wat je wilt vertellen. Hoewel een zelfportret geschikt is om je emotie van dat moment vast te leggen, kun je ook gewoon een leuke foto maken. Een gezonde dosis humor en zelfspot werken erg goed bij een zelfportret. Wat voor zelfportret je ook maakt, het is leuk en leerzaam om te doen. Verschuil je dus eens niet achter de camera, maar laat zien wie je bent.
